De plannen voor oksaal en orgelkast werden getekend door architect De Noyette uit Ledeberg. De bouw van het orgel werd toegewezen aan Petrus Johannes Vereecken en zonen, orgelmakers te Gijzegem. De orgelkast met zijn waardevol sculpteerwerk werd toevertrouwd aan beeldhouwer Lippens van Gentbrugge.
Het instrument wordt bespeeld vanaf een vrijstaande speeltafel met twee klavieren (Groot orgel, reciet) en een pedaal of voetklavier. In totaal bevat het orgel 22 registers. Deze registers bepalen de klankkleur en het volume. Het orgel bevatte origineel 1174 pijpen. Tijdens de restauratie werden 27 ontbrekende pijpen in het pedaalregister "Violoncelle" bijgeplaatst. De corpuslengte van de orgelpijpen varieert van een paar centimeter tot 5,25 m (de langste baspijp (open zestien voet). Een blaasbalg van 2 meter bij 2 meter met een in - en uitslaande plooi krijgt windvoorziening door middel van een elektrische ventilator. Een tweede blaasbalg van 1 meter bij 1 meter, in verbinding met de eerste, doet dienst als regulator of stootbalg om plotselinge grote windafnamen op te vangen en de windvoorziening gelijkmatig naar de pijpen te sturen.
De klaviertraktuur in de speeltafel werkt mechanisch, maar is verder verbonden met een kleppensysteem. De windvoorziening naar het pijpenspel gebeurt dan op pneumatische wijze. Zij maakt een lichtere aanslag op de toetsen mogelijk. Nadeel is dan wel een tragere aanspraaksnelheid, dit is de fraktie van tijdsverloop tussen aanslag en geluid. De registertraktuur is voor het grootorgel en reciet volledig mechanisch met trekstangen en hefbomen. Voor het pedaal is ze gedeeltelijk pneumatisch uitgebouwd. Bevoegde bronnen stellen dat het orgel van Overmere het eerste orgel is dat door orgelbouwers Vereecken met pneumatische traktuur gebouwd werd.
Citaat uit de besluiten van orgeldeskundige Loncke in zijn studie van 9.10.1979: "Uit zichzelf is dit orgel zeer stevig en goed gebouwd. Het hout werd evenwel doorgaans te dik genomen zodat het teveel onderhevig is aan het werken van het hout. Hoe dan ook, Vereecken heeft hier "kerkewerk" geleverd en het instrument is in staat mits hier ernstig werk wordt van gemaakt, de eeuwen te trotseren."
DISPOSITIE
Groot orgel :
1. | Montre | 8 |
2. | Flûte harmonique | 8 |
3. | Bourdon | 16 |
4. | Salicional | 8 |
5. | Cor de Chamois | 8 |
6. | Bourdon | 8 |
7. | Flûte | 4 |
8. | Prestant | 4 |
9. | Fourniture | |
10. | Trompette | 8 |
Klein orgel of reciet :
1. | Flûte | 4 |
2. | Dulciana | 4 |
3. | Bourdon | 8 |
4. | Voix celeste | 8 |
5. | Flûte harmonique | 8 |
6. | Bourdon | 16 |
7. | Gambe | 8 |
8. | Basson | 8 |
9. | Voix humaine | 8 |
Pedaal :
1. | Flûte ouverte | 16 |
2. | Flûte ouverte | 8 |
3. | Violoncelle | 8 |
IJzeren treden voor:
Recit aux pédales (Grand orgue aux pédales) |
Recit au G.O. (Anches du grand orgue) |
Een trede voor graduale zwelkast |
2. | KLAVIATUUR: | origineel (vrijstaande speeltafel voor orgelkast) |
3. | TRAKTUUR: | origineel |
4. | WINDLADEN: | origineel |
5. | WINDWERK: | origineel |
6. | ORGELKAST: | origineel |
G. Potvlieghe: "Het historisch orgel in Vlaanderen" uitgave 1974
Rijksdienst voor monumenten en Landschapszorg, Brussel