DE ORGELBOUWERS VEREECKEN - GIJZEGEM [1]
Tussen circa 1845 en 1924 waren twee generaties Vereecken werkzaam als orgelbouwers. Ze waren gevestigd in Gijzegem en hun werkgebied omvatte vooral het oostelijk deel van Oost-Vlaanderen. Hun werklijst vermeldt zowat 38 nieuwe orgels. Daarnaast werden aan talrijke bestaande orgels transformaties en onderhoudswerken uitgevoerd [2].
Vereecken-instrumenten worden zeer gewaardeerd om hun verzorgde constructie en om het gebruik van zeer degelijke materialen. De pijpen werden gemaakt in eigen atelier. Voor het houtsnijwerk, ook uit eigen atelier, gebruikten ze kwaliteitshout zoals eikenhout en pitchpine. De gedeelde bouw zoals die reeds bij Van Peteghem voorkwam, paste ook het atelier Vereecken toe, maar eerder sporadisch. Bij gedeelde bouw wordt de orgelkast in twee helften gedeeld, aan weerszijden van het doksaal, zodanig dat het raam daar vrij blijft. Voorbeelden hiervan zijn het orgel in de Onze-Lieve-Vrouw Bijstandkerk in Aalst (Mijlbeek)(1910) en dat in de Onze-Lieve-Vrouwekerk in Wortegem (1911).
Andreas Vereecken, zoon van Jan en stamvader van de orgelbouwersfamilie Vereecken, werd geboren in Sint-Job-in-'t-Goor in 1730. Hij was koster in Mespelare vanaf 1756. Hij kocht er in 1746 het Spaans Hof. In februari 1757 trad hij in het huwelijk met Catharina de Wael (Geb. Mespelare 6-9-1735 - O. Mespelare 22-2-1768). Uit dit huwelijk werden acht kinderen geboren, waarvan er twee vroegtijdig stierven. Andreas Vereecken huwde opnieuw op 4 mei 1768, met Marie-Joanna Grysoille (Geb. M. 9-12-1742 - O. M. 1-11-1802). Uit dit huwelijk bleven eveneens zes kinderen in leven waaronder Bernardus (Geb. M. 15-5-1778 - O. M. 10-12-1856) en Petrus-Joannes sr. ( Geb. M. 15-1-1770 - O. M. 29-11-1855), landbouwer, wagenmaker, landmeter, herbergier, dichter, volgens sommigen ook nog dorpschirurgijn en ... vader van PetrusJoannes jr. (Geb. 1803 - O. 1889), de latere orgelbouwer.
Bernardus was de vader van Alexander Josephus (Geb. M. 11-6-1803 - O. Berlare 11-8-1865), de latere koster van Berlare. Andreas overleed in april 1801 in Mespelare.
Petrus-Joannes sr. volgde hem op als koster. Hij huwde met Catharina De Bruyn (Geb. Appels 1777 - O. M. 15-1-1836) [3].
Petrus-Joannes schijnt een verstandig en handig man geweest te zijn met een biezondere interesse voor de toen sterk evoluerende technische vooruitgang. Vooral de opkomst van de stoomtrein schijnt hem heel erg gefascineerd te hebben. Hij was een bedreven meubelmaker van beroep en een gepassioneerd muziekliefhebber. Hij bespeelde het "serpent", een slangvormig koperen blaasinstrument, met leder overtrokken, dat in de eerste helft van de 19de eeuw nog gebruikt werd bij kerkelijke en militaire muziek. Omstreeks 1845 begon Petrus zijn eerste experimenten met orgelbouw. Volgens overleveringen knutselde hij op de zolder van zijn woning, de herberg 'De Ezel' in Mespelare, vlakbij de grens met Gijzegem, zijn eerste orgel in mekaar. In Gijzegem, toen nog een kleine dorpsgemeenschap, kreeg hij hierdoor het aanzien van een artiest.
Hoe de interesse ontstond bij Petrus-Joannes Vereecken voor de orgelbouw blijft nog onduidelijk. Contacten met de wereld van het orgel waren er reeds door zijn grootvader Andreas en zijn vader die beiden koster waren in Mespelare en door zijn oom Alexander, die koster was in Berlare. Oom Alexander bespeelde daar een 'klassiek' Van Peteghem-orgel. Deze Alexander moet wel degelijk een behoorlijk inzicht in de constructie van een orgel hebben gehad, vermits hij blijkbaar tijdens zijn kosterschap zelf het orgel in Berlare onderhield. De kerkrekeningen vermelden in elk geval geen kosten, noch voor onderhoud, noch voor het stemmen van het instrument, tijdens het kosterschap van Alexander Vereecken. Gijzegem en Berlare liggen amper op een afstand van zes kilometer, met gebruik van het veer aan de Schelde. Het is dus denkbaar dat Petrus-Joannes langs deze weg door de orgelbouw geïntrigeerd geraakte. Na het overlijden van Alexander op 11 augustus 1865 werd het onderhoud van het orgel toevertrouwd aan het atelier Vereecken. Van 1903 tot 1904 zouden de gebroeders Vereecken dit instrument grondig verbouwen [4].
Dat Petrus-Joannes Vereecken zich dus inspireerde op het klassieke Van Peteghem-orgeltype, ligt wel voor de hand: zijn oom te Berlare bespeelde er één en ook in het naburige Hofstade stond zo een klassiek Van Peteghem-orgel. In elk geval maakte Petrus-Joannes zijn eerste orgels steeds volgens ditzelfde klassieke plan. Dat hij uitging van het Van Peteghemorgel van zijn eigen parochiekerk, de Sint-Martinuskerk in Gijzegem is, gezien de complexiteit van dit instrument (gedeelde structuur) eerder onwaarschijnlijk.
De eerste werken die Petrus-Johannes uitvoerde, waren vooral stem- en onderhoudswerken. In dit verband leert ons de overlevering dat hij vanaf 1845 het orgel van Schoonaarde in onderhoud kreeg. Een andere mondelinge traditie vertelt ons dat het eerste "echte" werk dat aan Petrus werd toevertrouwd het onderhoud (en ombouw) van het orgel in de kapel van de zusters van Sint-Vincentius a Paolo van Gijzegem was. Hij bracht deze taak met succes tot een goed einde.
Pas vanaf 1853 kunnen we de werkzaamheden ook in de archivalia volgen. Het eerste orgelonderhoud met duidelijke bronvermelding gebeurde in 1853 aan het orgel van de SintMartinuskerk in Erpe en aan het orgel van de Sint-Ludgeruskerk in Zele, beide Van Peteghem-orgels [5]. Petrus-Joannes was toen vijftig jaar. In 1855 werd een grondige verbouwing van het Van Peteghem-orgel in Denderleeuw voltooid. De allereerste vermelding van een door Vereecken nieuw gebouwde orgel dateert van 1857: het was bestemd voor de SintAmanduskerk in Iddergem. Vanaf nu volgden de bestellingen voor nieuwe orgels en orgelverbouwingen elkaar snel op. Het orgelbouwbedrijf was succesvol met een sterke uitbreiding als gevolg. Opvallend voor de orgels uit deze vroege periode is de eenvoudige structuur als één of twee manualige instrumenten, eventueel met aangehangen pedaal en met een mechanische tractuur [6]. Zowel in structuur als in dispositie doen ze ons nog denken aan de klassieke Van Peteghem-instrumenten [7].
Van de zes zonen die Petrus-Joannes had, uit zijn huwelijk met Antoinette Schouppe (Geb. G. 2-1-1810 - O. G. 21-1-1899) bleven er vier in leven en zouden er eerst vier, later drie in de orgelmakerij blijven werken. Het antwoord op de vraag vanaf welk moment de zonen in het bedrijf ingeschakeld werden, blijft vaag. Er zijn enkele aanduidingen die erop wijzen dat reeds van kindsbeen af werd meegeholpen in het atelier, zij het dan voor minder belangrijke werkjes. Vanaf 1873 echter heette het bedrijf 'Vereecken en Zonen'. Daarmee waren vooral bedoeld Félix (Geb. G. 25-5-1844 - O. G. 20-1-1923), Joannes (Geb. G. 16-6-1846 - O. G. 5-1-1929), Lodewijk (Geb. G. 1-4-1849) gemeentesecretaris en Petrus (Geb. G. 1-11-1851 - O. G. 23-6-1934).
Na de dood van hun vader in 1889 zetten zij het werk verder als 'Gebroeders Vereecken'. Lodewijk stierf reeds enkele jaren na zijn vader op 31 juni 1896. Binnen het bedrijf had elk van de broers min of meer een eigen sector. Félix, de oudste voerde zowat de algemene leiding, Joannes was vooral stemmer en ook beeldsnijder, terwijl Petrus verantwoordelijk was voor de productie van de orgelkasten, tractuur en pijpwerk.
Vermoedelijk hadden zich bij de zonen nog vóór het overlijden van hun vader een aantal nieuwe ideeën gevormd over de orgelbouw die rond het midden van de 19de eeuw een indrukwekkende gedaanteverandering onderging. Geleidelijk aan werd van het oude eenvoudige stramien afgeweken en werden grotere, complexere en modernere instrumenten gebouwd. Vernieuwend in dit opzicht was het orgel van de Sint-Gorikskerk in Haaltert dat tussen 1875 en 1879 tot stand kwam. Opmerkelijk bij de bouw van dit orgel was onder meer de samenwerking met de architect Modeste de Noyette [8] (Geb. Ledeberg 1847 - O. 1923), die een indrukwekkend neogotisch orgelfront ontwierp dat paste in het eveneens door hem ontworpen kerkgebouw. Blijkbaar is uit dit experiment een blijvende samenwerking gegroeid, want de orgelbouwers Vereecken zullen nadien nog in vier andere kerken, door de Noyette ontworpen, orgels bouwen: in Sint-Amandsberg in 1881, in Welle in 1882, in Overmere in 1887-1890 en niet het minst in 1900 in de Sint-Jozefskerk in Aalst [9].
Tegelijk gingen de Vereecken-instrumenten hoe langer hoe meer uitblinken door hun onverwoestbare degelijkheid. Met een zekere trots schreven de gebroeders Vereecken in het inspelingsprogramma voor het orgel van de Abdij van Bornem van 28 juli 1891: "Onnoodig hier gewag te maken van de zorg welke wij besteden aan den keus onzer grondstoffen. Alle kenners die onze orgels van nabij onderzoeken, bekennen eenparig dat onze werken aan geen verval kunnen onderhevig zijn, en aan het Kerkfabriek geene misrekening kunnen berokkenen." Niet zonder reden riep een Duits orgelbouwer verwonderd, toen hij rond 1910 het Vereecken-atelier bezocht: "Man baut nicht für hundert Jahren."
Van Joannes weten we dat hij ijverig de in Leipzig uitgegeven Zeitung für instrumentenbau bestudeerde. Vermoedelijk heeft hij daar onder andere de toen zich zeer snel verspreidende pneumatische tractuur leren kennen. Het ouder worden van Petrus-Joannes mag samen gehangen hebben met het laattijdig doorbreken van de pneumatiek in de Vereeckenorgelbouw. Pas in 1885 werd het eerste contract afgesloten waarbij de tractuur volgens het pneumatisch stelsel zou worden aangelegd: het ging om de verbouwing en vernieuwing van het orgel in Rupelmonde. In 1887 volgde het contract voor de bouw van het orgel in Overmere, eveneens met een - weliswaar gedeeltelijke - pneumatische tractuur. Toen in 1888 het contract werd getekend voor de bouw van het orgel bestemd voor de abdijkerk van Bornem (andermaal een orgel met pneumatische tractuur), was dit waarschijnlijk de laatste keer dat Petrus-Joannes Vereecken zijn handtekening plaatste. Zowel de voltooiing van het orgel in Overmere in 1890, als deze van het orgel in Bornem in 1891 zou hij niet meer mogen meemaken. De gebroeders Vereecken waren zelf zeer tevreden over de nieuwe "röhren pneumatik [sic]". In het reeds eerder geciteerde inspelingsprogramma prezen zij de voordelen als volgt: "Alle beweegbare deelen [...] welke zoo gevoelig aan de verandering van vocht en luchtgesteltenissen zijn, worden met dit stelsel weggelaten, en al de deelen welke in andere stelsels de beweging van de klaviers tot aan het pijpwerk voortzetten, zijn door kloeke metalen buizen vervangen [...]. De orgel spreekt met eene zekerheid en snelheid welke men te vergeefs met de oude stelsels zoude willen bekomen. De klaviers spelen met eene uiterste zachtheid en elastieke lichtheid. [...] Ook hebben wij niet verwonderd geweest, toen de zoo in het vak geleerde Heer Pastor Allihn in "de lnstrumentenbau Zeitung" van Leipzig verklaarde: dat al de Orgelmakers, welke het met de Kunst wel meenen, noodzakelijk tot de toepassing der Röhren pneumatik [sic] moeten besluiten [...]" [10].
Toch schijnt er binnen het atelier een zekere weerstand tegenover deze pneumatiek bestaan te hebben. Metname Petrus had - althans volgens de mondelinge overleveringen - heel wat bedenkingen bij de pneumatiek. Volgens hem zouden pneumatische tracturen nooit de ouderdom van een Van Peteghem-tractuur halen en bovendien zou het snelle spelen zoals dat op een mechanische Van Peteghem-tractuur mogelijk was, uitgesloten worden. Het dient nog verder onderzocht te worden of deze tegenstand tegen de pneumatische tractuur niet eveneens aan vader Vereecken mag toegeschreven worden. Het vasthouden aan de mechanische tractuur tot net voor het overlijden van Petrus-Joannes in 1889 is toch wel erg opvallend.
Met de bouw van het orgel van de Sint-Jozefskerk in Aalst bereikten de gebroeders Vereecken in 1900 een echt hoogtepunt. Het instrument telde 31 registers verdeeld over een hoofdwerk, een reciet en een zelfstandig pedaal. Het vertoonde alle kenmerken eigen aan het atelier van de Vereeckens. In Musica Sacra werd het orgel als volgt gerecenseerd: "L'instrument fait honneur à la maison Vereecken, non seulement pour le bon choix et la belle sonorité de ses jeux, mais aussi pour la solidité de sa construction." De wijding en inspeling had plaats op 16 oktober 1900. Om 9 uur had "eene Solemneele Hoogmis" plaats, die voorafgegaan werd door de inwijding. In Musica Sacra schreef men: "La maîtrise de l'église paroissiale de Saint-Joseph a chanté, à cette occasion, une messe de l'abbé Perosi, le directeur de la chapelle Sixtine au Vatican."
In de namiddag om 15 uur had het inspelingsconcert plaats. Alphonse Volckaert, organist aan de Sint-Martinuskerk te Aalst en Emiel De Groote, organist aan de Sint-Baafskathedraal te Gent, speelden werk van Raff, Guilmant, Mendelssohn, Durand, Schubert, Callaerts, Mailly en Dubois. "De kerk was proppensvol", noteerde de pastoor van de Sint-Jozefsparochie. Na het concert werd nog een Tantum Ergo gezongen door "les membres de l'Association des sacristains du doyenné d'Alost". In Musica Sacra merkte men op: "Ce chant [...] porta au plus grand recueillement tout l'auditoire [...]". Tot slot werd er nog gezegend met het Allerheiligste Sacrament [11].
Naar aanleiding van honderd jaar Vereecken-orgel, in de Sint-Jozefkerk van Aalst, had een reconstructie plaats van het inspelingsconcert van 16 oktober 1900. Het concert ligt vast op een elektronische drager (cdrom). Orgelist was Peter Thomas, de organisatie was in handen van het Vereecken-comité.
DADD, De Denderbode, 14 oktober 1900.
De oorlog 1914-1918 betekende zo goed al s het einde van het atelier. Het laatste orgel was bestemd voor het Sint-Hendrikscollege in Deinze. Het was voor drie kwart klaar en werd in
1921 door de orgelbouwer Daem uit Appelterre verder afgewerkt. In 1922 verlieten Félix en Joannes het bedrijf. Petrus kocht hun aandelen over en werd zo de enige eigenaar van de onderneming. Voor niet lang echter. Reeds in 1924 werd het atelier in de Kerkstraat te Gijzegem uitverkocht.
In 2003 veranderde de Kerkstraat van naam en werd herdoopt in Vereeckenstraat.
Wenceslaus MERTENS
Marc UYTTERSPROT
_________________________________
[1] De auteurs danken van harte P. Roose voor het ter beschikking van zijn rijke verzameling orgelarchivalia. Een bijzonder woord van dank eveneens aan W. De Hul voor de vele gegevens over de orgelbouwers Vereecken. Deze bijdrage is een herwerkte versie van een reeds eerder verschenen publicatie.
[2] Een overzicht van Vereecken-orgels en transformaties is te vinden in [W. De Hul], Het bedrijfsleven in Gijzegem P.J. Vereecken en Zonen - Orgelmakers te Gijzegem (ca. 1845 - 1914), in: C. VAN MOL, Gijzegem vroeger en nu, [s.l.], 1990, p. 272-274; M. UYTTERSPROT, De orgelbouwerij Vereecken te Gijzegem (1845-1924), in: Heemkundige Kring De Faluintjes, VIII, 1995, nr. 4. p. 309-327; zie ook: A. FAUCONNIER, P. ROOSE, Orgels van Vlaanderen, Brussel, 1991. Deze lijsten moeten echter intussen reeds aangevuld worden met een 13-tal nieuwe vermeldingen. Een aantal van de Vereecken-orgels is beschermd. Zie hiervoor A. DE KEGEL, e.a., Beschermde monumenten, stads- en dorpsgezichten en landschappen in Oost-Vlaanderen, 3 dln. Gent, 1991.
[3] P. STUYVER, Het Spaans hof te Mespelare 1643-1962, [s.l.], 1977, p. 20-22. L. VAN DRIESSCHE, Repertorium van de families te Mespelare 1637-1796, Dendermonde, 1998, it. 106; it. 107 G. DE WILDE, Gezinsreconstructies van Gijzegem 1796-1900, Aalst, 2000 G. DE WILDE, Nakomelingen van Arnoldus Vereecken, Gijzegem, 2005.
[4] T. ROELS, Het Van Peteghemorgel in de Sint-Martinuskerk van Berlare, in: Oudheidkundige Kring Berlare, V, 1987, nr. 5, p. 13.
[5] P. STUYVER, De parochie Sint-Martinus te Erpe Dokumenten, anekdoten en citaten, Mere, 1970, dl. II, p. 248. A. FAUCONNIER, Het gerestaureerde Lambertus Benoît Van Peteghem-orgel (1777-1780) te Zele, in: Orgelkunst, IX, 1986, nr 2, p. 8.
[6] Onder de tractuur van een kerkorgel wordt de overbrenging verstaan, die de mechanische acties van de bespeler doorgeeft naar de onderdelen in het orgel, die de acties moeten uitvoeren. De mechanische acties van de organist kunnen zijn: het indrukken van een toets van een manuaal of het pedaal; het trekken, schuiven of anderszins bedienen van een register; het bedienen van speelhulpen, zoals koppels, zwelwerken en dergelijke. De term tractuur wordt vooral gebruikt voor nadere duiding van de toetstractuur en de registertractuur.
http://nl.wikipedia org/wiki/Tractuur.
[7] G. POTVLIEGHE, Het orgel te Denderbelle, in: De Praestant, XIX, 1970, nr. 4. p. 89-91. G. Potvlieghe, Uitlopers van traditiegebonden orgelbouwstijl rond 1850 in Vlaanderen, in: Orgelkunst, IV, 1981, nr. 2, p. 3-11.
[8] Modeste de Noyette (Geb. Ledeberg 1847 - O. 1923), leerling van de Gentse Academie, lid van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en van de Société Centrale d'Architecture de Belgique. Ontwierp en restaureerde (kerk)gebouwen, onder meer de decanale Sint-Vincentiuskerk in Eeklo, het gemeentehuis van Ledeberg. J. DE MAEYER, red., De Sint-Lucasscholen en de neogotiek 1862-1914, Leuven, 1988.
[9] O. VAN CROMPHAUT, S. VERSAVEL, L. MERTENS, Sint-Goriks kerkschatten. Een wandeling door het verleden en het heden van de dekanale kerk te Haaltert, Haaltert, 1986, p. 58-59 M. UYTTERSPROT, De gebroeders Vereecken, bouwers van het orgel in de kerk van Sint-Pieters Banden te Welle, in: Berichten Heemkundige Kring Wallo, III, 1996, nr. 2, p. 4-9. M. DE RUYVER, Het als monument geklasseerde orgel van de O.-L.-Vrouw Hemelvaartkerk te Overmere, in: Overmere, VIII, 1990, nr. 4, p. 106.
[10] M. DE RUYVER, art. cit., p. 107. P. ROOSE, Het Vereecken-orgel in de O.-L.-V. Hemelvaartkerk te Overmere, in: Orgelkunst, XIX, 1996, p. 179-181. Inspelingsprogramma van het orgel van de Abdij te Bornem op 28 juli 1891.
[11] Alost - L'inauguration des nouvelles orgues de l'église paroissiale de Saint-Joseph, in: Musica Sacra, 1900, p. 31. Kerkarchief Sint-Jozef Aalst, 2 losse documenten [over de bestelling en inspeling van het orgel]. Inspelingsprogramma van het orgel van de Sint-Jozefskerk te Aalst op 16 oktober 1900.
Het Orgelcomité kreeg van de heemkundige kring Gijzegem de toelating om dit artikel te publiceren op de website.
Klik op onderstaande link voor het originele artikel.